Maureen Van Althuis
Een wereld waarin we bewust met elkaar en de planeet omgaan, dat is waar ik… Meer over Maureen Van Althuis
Een brutaal gebouw, zo kun je het Erasmusgebouw op de campus van Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) omschrijven. Op de tweede verdieping zetelt het bestuur. Ik ben te vroeg voor het interview met Ed Brinksma, voorzitter van het College van Bestuur. We praten straks over het Immersive Tech Space en virtuele werelden. Eerst dwaal ik nog wat rond in deze indrukwekkende fysieke omgeving.
Een groot massief bouwwerk, dat zie je aan de buitenkant en voel je als je binnen staat. De deuren naar een enorme collegezaal staan wagenwijd open. Studenten zitten in plukjes verspreid over de enorme arena, die daardoor wat leeg aandoet. Een docent klikt door een PowerPoint: de theorie van Broome: “fairness vereist proportionaliteit naar claims”. Na dertig minuten luisteren, verlaat ik stilletjes het hoorcollege. Op weg naar mijn afspraak.
“Erasmus Universiteit is een grote universiteit, maar wij hebben geen natuurwetenschappen of techniek,” begint Ed Brinksma het gesprek. “Virtuele werelden zijn typisch iets waarvan de systemen en principes erachter door een technische universiteit worden ontwikkeld. Wij zitten meer aan de gebruikerskant.”
Op de campus Woudestein, zo ontdek ik, draait het om de sociale en geesteswetenschappen. “We moeten er rekening mee houden dat het gebruik van virtuele werelden in deze vakgebieden nog vooral in een verkennende fase zit: hoe kunnen we die technologie hiervoor inzetten.”
Naast toepassingen bedenken voor de technologie, vindt Brinksma het belangrijk wat we veel meer aandacht mogen besteden aan hoe we ermee omgaan. We moeten ons veel kritischer opstellen, en vragen stellen over wat er bij virtuele ervaringen gebeurt met centrale begrippen als waarheid, waarheidsvinding en feiten.
Het gaat volgens de bestuurder een grote extra inspanning vragen om ook dat onder te brengen in het onderwijs en onderzoek.
“Het gebruik gaat alleen goed, als het wordt begeleid met een passende sceptische kant. Wordt metaverse hier wel goed gebruikt? Is het wel waar wat we hier ervaren? Wat zijn de consequenties daar dan van?”
Virtuele werelden zie je al langer in de techniek. De bekabeling van vliegtuigen bijvoorbeeld is zichtbaar in een helm of bril. Of de digital twin van de Rotterdamse haven geeft inzicht in logistieke processen en energietransitie. Waar het naartoe gaat, is dat je niet alleen mathematische simulaties, maar ook sociale simulaties kan laten plaatsvinden, licht Brinksma toe.
“Ons brein is een visueel brein, dat betekent dat veel van de hersencapaciteit van een mens beschikbaar is om visuele informatie te kunnen verwerken. Dat is ook waarom je vaak veel eerder dingen ziet, dan dat je ze kunt beredeneren. Daar spelen virtuele werelden op in.”
Hij ziet vele situaties waarin de toepassing van een virtuele wereld een vooruitgang kan zijn. Het optimaliseren van leerprocessen bijvoorbeeld, want “wat is nou in jouw context met jouw mogelijkheden het meest optimaal? Dat is anders dan je buurman. Zeker voor mensen die visueel zijn ingesteld, kan het creëren van virtuele werelden een enorme boost geven aan hun leerproces, een ervaring die ze niet hebben als ze een of ander boek moeten lezen.”
“Ik zie enorm veel positieve kanten en tegelijkertijd is er nog niet de aandacht voor methodologie en kritisch denken, waarvan ik denk dat die nodig is, om het goed te laten gaan. Want hoe kom je tot betrouwbare inzichten?”
Dat we ons goed bewust moeten worden van ons eigen kritisch vermogen kan hij niet vaak genoeg benadrukken. En daarin ligt voor hem een verantwoordelijkheid voor de universiteiten.
“We zien nu bijvoorbeeld dat het internet gebruikt wordt voor het op industriële schaal produceren van onzin. Die onzin kan ook in virtuele werelden terecht komen. Alle feiten zijn te genereren, reëel of virtueel. Wanneer doet het verschil ertoe? Hoe vermengen virtuele werelden zich met elkaar?”
Hij vraagt zich af of universiteiten wel voldoende de mensen opleiden die daarmee om kunnen gaan?
“De mogelijkheden van de nieuwe technologie confronteren ons meer dan in het verleden met grote dilemma’s. Dat moet je voor ogen hebben. Ik denk dat de mensen die ooit als eerste begonnen met sociale media, niet hebben kunnen voorzien welk effect dat zou krijgen op de moderne maatschappij.”
Als virtuele werelden ook in ons sociale leven gaan zitten, heeft dat grote consequenties. Brinksma verwijst naar hoe deze werelden vorm krijgen door de data die wij erin stoppen. Dat is grotendeels data die is vastgelegd in onze westerse wereld. En die zijn misschien wel niet representatief voor alle feiten op aarde, waarschuwt hij.
“Hoe meer dimensies in een virtuele wereld, hoe groter dat probleem. Hoe gaan we bijvoorbeeld om met inzichten over waarheid, die niet uit westers traditioneel wetenschappelijke bronnen komen? Formaliseren we alleen de kennis die we in data hebben en wordt dat de blauwdruk voor een nieuwe wereld? Of missen we hier dan niet een geweldige kans om juist hele andere bronnen ook mee te nemen, die zijn nog niet zo zijn geformaliseerd?”
Zitten we straks allemaal met VR-bril in de collegezaal, vroeg ik de bestuurder. Een domme vraag realiseerde ik al snel.
“Nee, we zitten niet meer in de collegezaal, waarom zou je naar de collegezaal gaan? Je kunt thuis de bril opzetten. Dat is het hele punt. Waar je veel mensen voor in een zaal brengt met een spreker, is voor motivatie en inspiratie. Voor het overdragen van kennis weten we allang dat hoorcolleges zo ongeveer de slechtste manier zijn, met een lage effectiviteit. Mensen luisteren maar zijn halverwege de draad kwijt en lezen ze het thuis na.”
Voor educational technology ziet Brinksma mooie toekomstscenario’s. Iedereen op een holodeck! Een grapje, misschien. Maar net als veel innovaties zitten ook de technologieën voor virtuele werelden in de curve van Moore, en worden gaandeweg vele malen beter, terwijl ze ondertussen goedkoper en daarmee bereikbaarder worden.
“Lessen en vormen van onderwijs veranderen geleidelijk. Je kunt wel het inzicht hebben, dat hoorcolleges niet zo handig zijn, maar als mensen die naar de universiteit komen dat wel verwachten, verander je dat niet zomaar. Soms veranderen dingen revolutionair. Daar is een crisis voor nodig. Zoals covid. Maar als er niet onmiddellijk wat misloopt, dan zie je dat in procesgedreven ontwikkelingen als onderwijs, de veranderingen vrij langzaam gaan”
Kortom: “Als eigenlijk alles redelijk goed draait, dan gaan veranderingen gradueel. En krijg je geen revolutie, maar evolutie.”
In de Immersive Tech Space van Erasmus Universiteit Rotterdam komen de virtuele technologieën en toepassingen in vakgebieden samen. Er wordt geëxperimenteerd en getest. Ervaringen opgedaan en gedeeld. Veel gaat over de sociale en geesteswetenschappen, maar ook voor het Erasmus MC is hier van alles te ontdekken. Je kunt door een lichaam lopen of er zijn technieken om snel types van bepaalde cellen te kunnen vaststellen.
Deze technologieën worden onderdeel van de arbeidswereld van de professional. Belangrijk volgens Brinksma is dat je die op een gegeven moment wil instrumenteren voor het onderwijs. Het gaat er volgens hem om studenten voor te bereiden en te leren hier goed mee om te gaan. Dat kan door ruimte te creëren mensen kennis te laten maken met deze technologieën, en die ruimte biedt de Immersive Tech Space.
Zelf verkennen wat virtuele toepassingen nog meer voor jou kunnen betekenen? Kijk op de website van Immersive Tech Space.
Een wereld waarin we bewust met elkaar en de planeet omgaan, dat is waar ik… Meer over Maureen Van Althuis
0 Praat mee