De toekomst overkomt ons niet

Van 28 oktober tot 3 november 2018 bezocht ik met zo’n 20 deelnemers uit Nederlandse hoger onderwijsinstellingen de 20e Annual Conference van Educause in Denver. De studiereis levert behalve nieuwe inzichten vooral ook veel nieuwe contacten op. De sessies, of ze nu van goede of mindere kwaliteit waren, bieden de hele dag stof tot discussie en inspiratie voor de diverse groep. Van CIO, informatiemanager, bestuurder, beleidsadviseur, hoogleraar tot projectleider, van de NHL Stenden, Maastricht University, LUMC, Wageningen University, Universiteit Twente, Inholland, IHE Delft, HvA, Vereniging Hogescholen en SURF, juist de diversiteit zorgde voor een levendige discussie, uitwisseling en nieuwe ideeën.

De golven in de zee van onderwijsinnovatie gingen de afgelopen jaren tijdens deze conferentie van een pessimistisch doembeeld van ondergang van onderwijsinstellingen door digitalisering, via een herwonnen vertrouwen in de waarde van onderwijsinstellingen naar, dit jaar, het besef van de urgentie voor een goede strategie om de toekomst op een wenselijke manier mee vorm te geven. Marina Gorbis, directeur van het Institute for the Future, roept op tot het maken zo’n strategie, gericht op de komende 5 tot 10 jaar. Want, is haar overtuiging, we leven in een tijd van grote verandering. We komen van institutional production, en gaan over naar socialstructured creation. Wat voorheen in formele, hiërarchische structuren gebeurde, vindt nu plaats in losse, sociale structuren (denk bijvoorbeeld aan wikipedia). En dan geldt toch: innovate or die.  

20 jaar geleden was ICT in het hoger onderwijs misschien nog een noviteit, iets wat een enorme aantrekkingskracht uitoefende op een aantal enthousiaste pioniers, maar waar je je, als je dat wilde, ook helemaal niets van aan kon trekken. Dat is nu niet meer het geval. ICT verandert de manier waarop we leven en leren fundamenteel. Dat heeft impact op de manier waarop we ons onderwijs organiseren, hoe we ons onderwijs geven, en op de inhoud van ons onderwijs.

Technologie is, net als de drukpers van Gutenberg, een katalysator van grote veranderingen. Technologie zelf, zegt Michelle Dickinson, een aanstekelijke nano-technoloog van de University of Auckland, is niet per se disruptief. Apple zorgde ervoor dat je alleen je favoriete nummer van een album hoefde te kopen. En dankzij Uber weet je precies hoe lang je nog op je taxi moet wachten. Het wordt weliswaar makkelijk mogelijk door technologie, maar het is de klantgerichtheid wat de echte disruptie veroorzaakt. Marina Gorbis voegt daar nog de waarde van reputatie aan toe. Sinds we reputatiesystemen hebben (dit is een goede verkoper, koper, huurder, verhuurder, etc), doen we waar we vroeger voor gewaarschuwd werden: we stappen bij wildvreemden in de auto en verhuren aan wildvreemden ons huis.

Arbeidsmarkt

Die disruptie heeft een grote impact op de arbeidsmarkt. Jim Phelps van de University of Washington voorspelt dat in 2026, over 8 jaar dus, 41% van de Amerikanen zijn huidige baan kwijt is als hij of zij geen nieuwe vaardigheden aanleert. En dat gaat niet alleen over vrachtwagenchauffeurs die iets anders moeten als de zelfrijdende auto’s op grote schaal gaan rijden. Het geldt bijvoorbeeld ook voor IT-afdelingen van onderwijsinstellingen. 80% van de CIO’s denkt dat over 10 jaar de benodigde vaardigheden van hun medewerkers nauwelijks nog overeenkomen met die van vandaag. Zelfs een relatief kleine verandering als SAAS vragen om totaal nieuwe vaardigheden. De hele beroepsbevolking krijgt ermee te maken.

Alexis Ohanian, co-founder van Reddit, laat het in een simpel grafiekje zien: het aandeel routine-werk, cognitief en handarbeid, daalt, maar het niet-routine cognitieve en handwerk stijgt. En technologie is een belangrijke veroorzaker van de daling van routinewerk: dat kan worden geautomatiseerd. Alles wat je kunt automatiseren, moet je vooral doen, ik zit liever aan het strand, zegt John Whitmer van ACT laconiek. Maar het niet-routine werk zal niet door robots en Artificial Intelligence worden overgenomen, is de overtuiging. Denk bijvoorbeeld maar niet dat een robot ooit het werk van een kapper over zal nemen, relativeert Ohanian, een robot kan nooit haarverzorger en psycholoog in een zijn. Misschien horen we het allemaal wat onbewogen aan omdat de deelnemers aan deze conferentie zonder uitzondering niet-routine banen hebben, en we deze ontwikkeling niet aan den lijve ondervinden.

Maar of de automatisering en robotisering van routinewerk nu als positief of als bedreigend wordt ervaren – en die bedreiging is voor veel werknemers gewoon reëel – het onderwijs zal zich moeten aanpassen aan de nieuwe eisen van de arbeidsmarkt. Je kan wel rechten gaan studeren, maar de helft van de banen gaat in die sector verdwijnen door systemen. En wat gebeurt er met de artsen, als er nu al systemen bestaan die veel beter diagnosen kunnen stellen dan mensen? Samenwerken, communiceren, creativiteit, relatiemanagement, dat zijn de vaardigheden die bij niet-routinewerk horen. Maar hoe verwerf je die kwaliteiten? Het is niet reëel dat werknemers tijdens hun loopbaan nog eens vier jaar gaan studeren. Het hoger onderwijs moet dus alternatieven bieden. Niet op de lange termijn, maar in de nabije toekomst. Maar daar is het onderwijs bij lange na nog niet klaar voor. En daarom is het zo belangrijk dat we een strategie vormen, en de toekomst mee vormgeven.

Microcredentialing

We moeten bijvoorbeeld nog heel wat doen aan de manier waarop we het onderwijs aanbieden. Microcredentialing is een onderwerp dat door het hele congres heen waart. Microcredentialing is het waarderen van kleine onderwijseenheden, bijvoorbeeld clusters van cursussen, van afzonderlijke cursussen, maar ook van korte trainingen. Dat kan een grote rol spelen in het voorzien van de behoeften van werknemers en de arbeidsmarkt. Marina Gorbis, directeur van het Institute for the future, laat een geestig filmpje zien over microcredentialing, dat bedoeld is om een discussie over het onderwerp op gang te brengen. Het levert aan mijn tafel veel verschrikte gezichten op, dit kán toch helemaal niet?! We hebben toch niet voor niets uitgebalanceerde onderwijsprogramma’s samengesteld? En alleen een traditioneel diploma van een onderwijsinstelling is toch waardevast? Microcredentialing lijkt een belangrijk breekijzer voor flexibilisering van het onderwijs, en het meer maatwerk leveren voor de uiteenlopende wensen van studenten. Maar om dat te realiseren moet er nog veel gebeuren. In Nederland experimenteren universiteiten en hogescholen samen met SURF al met microcredentialing.

Onderwijslogistiek

De administratie van het onderwijs is nu totaal nog niet ingericht op inschrijvingen voor losse cursussen. Jim Phelps van de University of Washington roept op: ga standaardiseren! De flexibiliteit die bijvoorbeeld microcredentialing biedt is zonder standaardisatie niet te organiseren, en het is bovendien ook veel te duur om niet te standaardiseren. En leer van de industrie. KLM heeft geen verschillende apps voor het kopen van een ticket, inchecken en het volgen van je bagage. Maar het onderwijs stuurt vanuit alle silo’s brieven naar studenten. Gebruik technologie niet om je oude manier van werken te automatiseren, maar ga totaal anders denken. Opvallend genoeg heb ik los van deze oproep geen voorbeelden gevonden van sessies over het innoveren van de onderwijslogistiek. Ik heb ook nog geen Engelse benaming voor onderwijslogistiek gevonden.

Blended Onderwijs

We moeten onderwijs anders aan gaan bieden. En dat kan al. Leer studenten lassen met Virtual Reality. Het biedt ze de mogelijkheid om zo lang als ze zelf willen te oefenen, in plaats van 10 minuten tijdens een practicum. Ook in de geneeskunde zijn er talloze voorbeelden van fantastische Virtual Reality toepassingen die het leren levensecht maken, bijvoorbeeld door na een auto-ongeluk een diagnose te moeten stellen en het slachtoffer te behandelen, of bij een operatie te zijn, waar nu in een operatiezaal maximaal twee studenten achteraan mogen staan en beslist niet in de weg mogen lopen.

Digitale content

Er zijn verschillende initiatieven om digitale content onder gunstige voorwaarden ter beschikking te stellen aan studenten. Tijdens ons bezoek aan de Colorado State University vertelt Mike Palmquist hoe verschillende universiteiten dat binnen het samenwerkingsverband UNIZIN aanpakken. Ze combineren open content met gelicenceerde content. De voordelen blijken groot: als studenten vanaf het begin van een cursus beschikken over het benodigde lesmateriaal, zijn ze beter betrokken en halen ze betere resultaten. Belangrijk zijn goede afspraken met uitgevers over bijvoorbeeld privacy en het verzamelen van data van studenten. En de integratie in de leeromgeving van de student, zodat hij of zij alles op een plek vindt.

Begeleiding van studenten

En we moeten onze studenten anders en beter begeleiden. Ze zijn gewend overal 24/7 over te kunnen beschikken, en dat willen ze ook met onderwijs. Ze willen leren kunnen inpassen in werk en leven. Dat betekent dat we studenten ook op een andere manier moeten begeleiden. En dat kunnen we niet zomaar organiseren. Michelle Dickinson is er duidelijk in: ik wil helemaal niet 24 uur per dag beschikbaar zijn voor mijn studenten, die dat inmiddels wel van mij verwachten. Vervang me voor dat deel maar voor een robot.

Artificial Intelligence

Je kon dit jaar met gemak de hele dag door voor sessies over Artificial Intelligence kiezen. De sessies die ik heb bijgewoond zijn van wisselende kwaliteit en nog erg oriënterend van aard. Wat is AI eigenlijk? Wat zou er mee kunnen, en wat zou dat betekenen? De sessies geven wat eerste antwoorden: AI maakt het mogelijk hele specifieke taken best heel goed te automatiseren, zoals bijvoorbeeld een concept voor een tekstboek samenstellen op basis van wikipedia en andere bronnen, of het nakijken van tentamens. AI is er niet om mensen te vervangen, maar juist om meer menselijk te zijn, creatiever, meer engaging, en de conversatie en het contact te verdiepen.

Er is een groot verschil tussen de experimenten met AI die binnen instellingen worden uitgevoerd en het tempo dat de markt maakt. Pearson presenteerde bijvoorbeeld Revel, een product in ontwikkeling dat gebruik maakt van Watson van IBM. Met Revel komt Pearson deels tegemoet aan de oproep van Michelle Dickinson. Studenten hebben in hun tekstboeken de beschikking over een virtuele tutor, die ze vragen stelt over de secties die ze hebben bestudeerd. Het systeem monitort de mastering, en past de vragen aan aan het kennisniveau van de student. De student die vertelt over zijn ervaringen is vooral positief over het feit dat hij deze virtuele tutor altijd tot zijn beschikking heeft, ’s avonds, ’s nachts, op momenten dat hij er behoefte aan heeft. Hij zou liever naar zijn docent gaan, maar dat kan nu eenmaal niet altijd. Revel moet getraind worden voor elk vakgebied, en de virtuele tutor moet worden voorbereid op vragen van studenten als: wil je met me trouwen, maar studenten zijn enthousiast.

Learning Analytics

Een onderwerp dat de hypestatus voorbij is, is het gebruik van data. Een aantal jaar geleden bezochten bezorgde mensen de explorerende sessies over learning analytics, vooral bang dat het de rol van de docent overbodig zou maken. Die vrees lijkt er niet meer te zijn. Learning analytics zijn er om de docent zijn werk beter te laten doen. Er gebeurt al ontzettend veel op dit gebied, met soms geen, soms een beetje, en soms heel veel aandacht voor de privacy van de student, en vragen over de ethische aspecten. Wat ook wisselend is in de presentaties, is het doel van learning analytics, is het vooral beschrijvend (wat gebeurde er?), diagnostisch (waarom gebeurde het?), voorspellend (wat gaat er gebeuren?) of voorschrijvend (hoe zorgen we dat het gebeurt?). Duidelijk is wel dat de complexiteit neemt toe van beschrijvend naar voorschrijvend, maar ik mis nog een heldere visie, wat wil ik en waarom?

Ook in sessies over Learning Analytics komt AI om de hoek kijken, hoewel het minder transparant is, lijkt het meer accuraat gegevens te kunnen interpreteren uit grote datasets dan traditionele statistiek. Ook hierbij wordt weer benadrukt dat het niet gaat om de vervanging van menselijke beslissingen, maar om het verbeteren daarvan. En vooral wat betreft de waarde van voorspellende en voorschrijvende analyses is men – terecht naar mijn mening – nog voorzichting. Analyses kunnen in een bepaalde context uitstekend werken, maar het is niet waarschijnlijk dat er een killer algoritme wordt ontwikkeld dat in iedere context werkt. En: algoritmen worden door mensen met een bias geschreven, en daarmee hebben die algoritmen ook een bias. Voor zover ik het kan overzien, hinkt men nog wat tussen de benen “hoe meer data we verzamelen hoe beter” en “welke specifieke dataset heb ik nodig voor het beantwoorden van mijn specifieke vraag”. Maar dat het allang niet meer over exploreren en experimenteren gaat, is wel duidelijk. Dat blijkt ook wel uit de conclusies dat je goed moet weten waarom je het wilt gebruiken en wat je er mee wilt. Want visie komt over het algemeen na het experimenteren.

Leer programmeren!

Wat een onmisbaar onderdeel van toekomstvast, inclusief onderwijs is, houdt Alexis Ohanian van Reddit ons voor, dat iedere student moet leren programmeren. Je hoeft je laptop nog maar te openen om de wereld te veranderen als je de basis van programmeren beheerst. Vooral jonge blanke mannen starten succesvolle tech-bedrijven. De ongelijkheid wordt alleen maar groter, iedereen moet de kans krijgen om te participeren in de mogelijkheden die technologie ons biedt. Hij noemt mooie voorbeelden gericht op programmeer-skills, zoals Make School, een college in San Francisco opgericht door grote tech-bedrijven, en de Codecademy, maar roept vooral ook het onderwijs op om programmeren op te nemen in het curriculum. Daarmee sluit hij aan bij de hartekreet van docent Feliene Hermans, die in 2017 de SURF Onderwijsawards won: leer iedereen programmeren, en begin daar zo vroeg mogelijk mee.

Samenwerken voor schaalbaarheid

Tijdens alle sessies, en ook tijdens ons bezoek aan Colorado State University, komt de kracht en de noodzaak van samenwerking naar voren. Met te weinig massa is schaalbaarheid onhaalbaar, en zonder schaalbaarheid geen impact. Zo realiseert het samenwerkingsverband Unizin inkoopkracht, ontwikkelkracht, denkkracht en een sterke onderhandelingspositie. Niet alleen om de laagste prijs te bedingen, maar vooral om ervoor te zorgen dat hun leeromgeving voldoet aan hun wensen en eisen. Daar waar schaal bereikt wordt, zie je echte resultaten. 

Voor succesvolle samenwerking is een gemeenschappelijke visie nodig. De oproep van Marina Gorbis tot het formuleren van een strategie zou ik daarom willen opvatten als een oproep voor een strategie voor het Nederlands hoger onderwijs. We kunnen grote uitdagingen als een flexibeler onderwijsaanbod dat beter aansluit op de arbeidsmarkt alleen aangaan als we daarin samen optrekken. Ik ben ervan overtuigd dat het Versnellingsplan onderwijsinnovatie met ICT van SURF, VSNU en Vereniging Hogescholen een enorme impuls kan geven aan het zetten van grote stappen op het gebied van alle uitdagingen die tijdens deze conferentie aan de orde zijn gekomen. Door daarin te willen samenwerken, zeggen onderwijsinstellingen: de toekomst overkomt ons niet, we hebben zelf een rol in hoe de toekomst er uit gaat zien. De disruptie komt niet, ook niet in het onderwijs, van technologie, maar van wat we anders doen, en technologie helpt om dat makkelijk mogelijk te maken. 

Auteur

Reacties

Dit artikel heeft 0 reacties