Yvonne Florissen
Projectsecretaris Versnellingsplan Onderwijsinnovatie met… Meer over Yvonne Florissen
Door online onderwijs neemt de eigen verantwoordelijkheid van studenten voor hun eigen leerproces toe. Zelfregulatie is nu daarom extra belangrijk. Wat weten we over zelfregulatie en hoe kunnen we dit inzetten om studenten te helpen? In dit webinar hebben we vier sprekers die je meenemen in de theorie en praktische werkvormen en tips geven over hoe je als docent studenten kunt ondersteunen bij zelfregulatie.
Host: Idwer Doosje (ComeniusNetwerk) | Techniek: Michel Jansen (SURF)
Wil je het hele webinar terugkijken? Dat kan hieronder.
Anique de Bruin, Maastricht University
Download hier de presentatie van Anique
De eerste spreker is Anique de Bruin, hoogleraar zelfregulatie. Zij heeft een Comeniusbeurs ontvangen en zoomt in haar onderzoek in op zelfstudievaardigheden. Ze trapt af met wat theorie over effectieve leerstrategieën.
Anique: “Als docenten besteden we heel veel aandacht aan het verzorgen van boeiende colleges, het afstemmen van de stof op de toetsen, maar we besteden eigenlijk weinig aandacht aan misschien wel het belangrijkste aspect van studiesucces: zelfstudievaardigheden.” In haar Comeniusproject heeft Anique daarom gezocht naar effectieve leerstrategieën.
“Effectieve leerstrategieën zijn strategieën die bijdragen aan kennis en vaardigheden op langere termijn”, vertelt Anique. Effectief zijn bijvoorbeeld gespreid leren en jezelf zoveel mogelijk toetsen. Dat kunnen zijn de toetsen in een boek, een oefentoets van de docent of een door de student zelfgemaakte toets. Volgens Anique laten studenten echter vaak een voorkeur zien voor niet-effectieve leerstrategieën, zoals het herlezen van teksten of het markeren of onderstrepen in de tekst.
“Er zijn twee algemene principes van effectieve leerstrategieën,” vertelt Anique. “Ze zijn actief en ze geven je feedback over je kennis en begrip. Bij actieve leerstrategieën moet je actief iets uit je geheugen ophalen. Dat doe je niet als je iets opnieuw leest of onderstreept. Een oefentoets, daarentegen, geef je inzicht in waar je staat als student.”
Waarom kiezen studenten dan toch vaak voor de minder effectieve, passieve strategieën? Waarschijnlijk omdat actief leren meer moeite kost. Een goede leerstrategie heeft ‘desirable difficulties’, oftewel gewenste moeilijkheid. Moeite en oefening zijn nodig voor effectief leren. “Effectieve leerstrategieën werken ook vertraagd: het effect van het leren treedt pas een tijdje na het studeren op, waardoor er een verschil bestaat tussen ervaren leren en werkelijk leren”, legt Anique uit.
Een voorbeeld van die paradox van ervaren leren versus werkelijk leren zie je in een studie van Nunes en Karpicke (2015). Daarbij moesten studenten ofwel vier keer een tekst lezen, ofwel drie keer lezen en een oefentoets maken, ofwel een keer lezen en drie keer toetsen. Daarbij zie je dat de studenten in de laatste groep het beste presteerden, terwijl hun ervaring omgekeerd was. De groep die vier keer had gelezen dachthet meeste geleerd te hebben.
Wat betekent dit voor zelfregulatie in de Coronasituatie? “Het betekent dat je je verwachtingen bij moet stellen,” zegt Anique. Nieuwe leerstrategieën uitproberen en aanleren koste veel tijd en moeite. Door de Coronacrisis kost dat nog meer moeite, omdat studenten bijvoorbeeld niet in de bibliotheek kunnen studeren en zich misschien zorgen maken om familie, financiën of andere zaken die door de crisis geraakt worden. Het advies van Anique voor studenten is daarom: begin klein, bijvoorbeeld met twee keer in de week een half uurtje elkaar toetsen met een andere student.
Wil je toch aan de slag met het aanpassen van leerstrategieën? Gebruik dan actieve strategieën en zoek feedback. Maak een oefentoets, stel jezelf vragen tijdens het lezen van de stof, of vat samen met de Cornell-methode. Wil je meer weten? Ga naar de site studysmartpbl.com. Daar vind je ook meer informatie over het onderzoek en de interventie waar Anique aan werkt over zelfregulatie in Coronatijd.
Een vraag uit de chat: Welke strategieën zijn van toepassing op het online onderwijs? Anique: “Jezelf toetsen kan ook heel goed in een online omgeving; Dat is ook voor docenten handig. Je kan studenten bijvoorbeeld ook vragen laten maken en ze deze vragen dan laten ranken. Vervolgens kunnen ze daarmee oefenen.”
Download hier de presentatie van Renée
Renée Jansen is universitair docent bij UMC Utrecht en heeft een proefschrift geschreven over zelfregulering in tijden van online onderwijs. Dat laatste is nu natuurlijk ontzettend actueel. Renée zal daarom vooral ingaan op zelfregulering in de online context. Wat weten we en wat kunnen we hiermee doen?
“Er zijn veel verschillende modellen en theorieën over zelfregulatie”, vertelt Renée, “maar er is veel overlap.” De modellen beschrijven verschillende fases in het leerproces. Renée gebruikt het model van Zimmerman & Moylan (2009) dat bestaat uit drie fases.
Renée: “We weten dat deze cyclus moeilijk is voor studenten, denk aan het op tijd beginnen met leren voor een tentamen. En in online onderwijs krijgen studenten nog meer autonomie. Ze kunnen opgenomen colleges bijvoorbeeld op hun eigen moment bekijken. Daarmee neem je een deel van de structuur weg. De studenten moeten meer zelf plannen en zijn ook vrijer in de keuze voor de plaats waar ze studeren. Het belang van zelfregulatie neemt daarmee toe.”
De omslag naar online onderwijs is echter niet het enige dat de zelfregulatievaardigheden van de studenten op de proef stelt. “Er speelt nog meer,” vertelt Renée. “De verandering naar online onderwijs was abrupt en ook voor docenten was het moeilijk om dit snel georganiseerd te krijgen. Maar studenten hebben door de gevolgen van de Coronacrisis ook een gebrek aan vastigheid op andere vlakken, zoals sport, hobby’s, en het ontbreken van de mogelijkheid om samen te studeren.” Daarnaast is er ook de onzekerheid en spanning die Corona op zich al met zich meebrengt. “Zelfs als het onderwijs hetzelfde zou blijven, dan zou het alsnog moeilijker zijn voor studenten om zichzelf goed te reguleren,” stelt Renée.
Wat kun je hier dan aan doen? Renée: “We weten uit veel onderzoek dat zelfregulatie-interventies effectief zijn. Docenten kunnen studenten helpen door het belang van zelfregulatie te benoemen en door vragen stellen als: wat werkt er voor jou?” Volgens Renée hebben veel docenten nu geen tijd voor volledige interventies, maar ze kunnen wel suggesties doen aan hun studenten en uitleggen dat het maken van keuzes over leerstrategieën kan helpen in hun leerproces. “Vertel ze dat het helpt om zichzelf te monitoren en om te kijken hoe ze vooruitgaan. Laat ze reflecteren en zichzelf afvragen: hoe kan ik wat ik normaal doe nu online doen? Het kan ook helpen om studenten ervaringen te laten uitwisselen.”
Tot slot kunnen docenten ook helpen om de druk op zelfregulatie te beperken, bijvoorbeeld door de autonomie te verminderen. “Probeer de verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces gelijk te houden met de normale situatie,” adviseert Renée. Houd bijvoorbeeld vast aan de normale collegetijden uit het rooster en probeer informatie tijdig te verstrekken aan je studenten, ook als er zaken wijzigen.
Een vraag vanuit de chat: “Wat kun je nog meer doen om studenten te motiveren om met zelfregulering aan de slag te gaan?” Renée: “Je kan het benoemen. Een simpele vraag kan voldoende zijn. Laat je studenten vertellen over wat ze nu doen. Dat is laagdrempeliger dan te zeggen “ik wil het hebben over zelfregulatie”. Maak ze bewust, dat hoeft niet in grote bewoordingen.” Idwer: “Je houdt ze dus een spiegel voor over hoe je effectief leert?” Renée: “Ja, reflectie wordt het vaakst vergeten.”
Nog een vraag in de chat: “Hoe intensief zijn die zelfregulatie-interventies?” Renée: “Er is een grote variatie. Sommige zijn heel groot, zoals een keer per week in een werkgroep spreken over studiegedrag, maar er zijn ook kleinere, waarbij docenten aan het begin van een vak vragen: wat wil je bereiken? Halverwege vragen ze: hoe ver ben je? Aan het einde: vragen ze: heb je je doelen bereikt? De antwoorden kunnen bijvoorbeeld one-minute essays zijn, dus het hoeft niet uitgebreid.
Een laatste vraag uit de chat: “Als je meer structuur en een deadline geeft, wordt de druk dan niet te hoog?” Renée: “Er zijn studenten die blij zijn met extra vrijheid en die het prettig vinden om zelf te organiseren, maar voor veel studenten is het een extra uitdaging. Dan werken die deadlines. Je wil ze houvast geven, geen extra werk. De structuur die we normaal met een lesrooster bieden, die kunnen we nu ook geven. Het allerbelangrijkst is om dit op tijd te communiceren.”
Anique is het eens met Renée en vult aan dat goed is om studenten uit te dagen om aan zelfregulatie te werken, maar niet te hoge doelen te stellen. “Hou het klein en laagdrempelig, toon begrip voor de situatie en stel je verwachtingen bij,” zegt ze.
Download hier de presentatie van Sanne
Sanne Hille, werkzaam bij de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en Inholland heeft ook een Comeniusproject gedaan. Haar project ging over het toepassen van scrum in het (hoger) onderwijs om zelfregulerende vaardigheden te faciliteren bij studenten, zowel offline als online.
Waarom SCRUM? Sanne: “Ik heb als docent ervaren dat ik met studenten aan het werk was en soms het gevoel had dat ik geen grip had op zowel het proces als inhoud van de eindproducten van studenten. Soms viel het eindresultaat tegen. Na 10 weken kwamen ze met een opdracht of onderzoek en dat ik dan dacht: jeetje, waar zijn deze 5 studenten nou de afgelopen 10 weken mee bezig geweest? Ik vroeg me af hoe dat nu kwam, ze hadden veel meer kunnen doen.” Ook zag Sanne studenten soms ‘verlammen’. Bij complexe vraagstukken, met veel onzekerheid, leek het alsof de studenten niet wisten waar ze moesten beginnen. Ze zagen door de bomen het bos niet meer.
“Ik vroeg me af: hoe we dit kunnen verbeteren?” vertelt Sanne. Ze dacht dat scrum wellicht een goede methode zou zijn voor haar studenten. Bij scrum wordt er in korte periodes (sprints) gewerkt aan deelproducten. Er zijn korte feedbackloops en een vaste structuur met zogenoemde ‘ceremonies’. Vooral bieden van structuur bleek heel belangrijk voor de studenten.
Wat is scrum precies? Dit filmpje legt het kort uit.
Sanne paste haar idee toe bij het ontwikkelen van een nieuwe onderwijsmodule gericht op media. De module van 20 weken werd opgedeeld in sprints van twee weken. Sanne: “Dat zorgde voor wat meer overzicht. Twee weken is een behapbare periode voor studenten.” Iedere sprint begint met een sprintplanning maken: wat moeten we na 20 weken opgeleverd hebben? Daarbij kijken de studenten iedere keer wat ze de komende twee weken moeten doen. Ze gebruiken de toetscriteria en overleggen wanneer ze tevreden zijn. Bij iedere bijeenkomst is er een standup waarin de studenten bespreken wat er is gedaan en wat er nog moet gebeuren de komende dagen. Ze kunnen ook obstakels signaleren en om hulp vragen. Na iedere sprint is er een deelproduct gereed voor feedback. Aan het einde kijken de studenten terug in de retrospective: wat ging goed en wat ging niet goed? Hoe hebben we samengewerkt? Dit heeft diverse voordelen. Sanne: “Meeliften was normaal iets wat pas aan het einde van een blok aan het licht kwam, en nu zie je dat veel eerder al.”
Wat heel belangrijk is in de methode, is het scrumboard. “Ook als je geen andere ceremonies inbrengt, kun je altijd van zo’n bord gebruik maken,” vertelt Sanne. “Dat kan fysiek maar ook online. Geeltjes verplaatsen maakt zichtbaar waar de student mee bezig is. Een online tool die daarvoor bijvoorbeeld geschikt is, is Trello.”
Idwer heeft weer een vraag uit de chat: “Scrum biedt structuur, maar hoe staat dat in verhouding tot de autonomie van de student om het leerproces zelf in te richten?” Sanne: “Scrum geeft de student heel veel autonomie, want het is een structuur, maar hoe ze daarbinnen zaken aanpakken, laat je bij de student. Hoe je het inricht, is aan jezelf.”
Een andere vraag uit de chat is: Hoe begeleid je een standup? Sanne: “De eerste keer ben je erbij om het te faciliteren en geef je iemand het woord. Na een paar keer mogen ze het zelf gaan doen, maar je moet het ze wel eerst leren.”
De laatste spreker van vandaag is Ilja Boor, docent psychobiologie en covoorzitter van het ComeniusNetwerk. Zij wil graag discussiëren met de andere sprekers en stelt een paar vragen.
Ilja: “De omschakeling naar online onderwijs was heel abrupt. Als je het vooraf in kan richten om zelfsturing maximaal te stimuleren, zou dat anders zijn. Hoe hebben jullie dat ervaren? Hebben jullie verhalen van studenten of docenten gehoord hierover?”
Anique: “Studenten zeggen met name dat hun ideale zelfstudiesituatie opeens verdwenen is, bijvoorbeeld studeren in de bibliotheek. Ze missen de sociale controle en het samen pauzeren. Een deel van de studenten switcht vrij makkelijk, maar anderen worden thuis erg afgeleid door hun laptop of telefoon en vinden het heel lastig. Niet naar de bieb kunnen is echt een beperking. We proberen studenten ook te ondersteunen bij het in balans blijven.”
Ilja: “Ik kreeg van docenten terug; studenten vinden het moeilijk om gemotiveerd te blijven en als er vragenuurtjes worden georganiseerd, komen ze niet. Sommigen durven hun werk niet in te leveren. Ze missen de feedback van medestudenten tijdens werkgroepen bijvoorbeeld. Wat kun je daar over zeggen?”
Anique: “Ik kan me dat wel voorstellen, want studenten leren ook van elkaar. Nu je geen vanzelfsprekend contact hebt met medestudenten, is het nog belangrijker dat de docent explicieter is over de verwachtingen. Voorbeeldoefeningen zijn van belang. Ik ben er niet zo bang voor dat studenten dit gaan kopiëren. Ze willen vooral graag weten wat er van ze verwacht wordt. Het helpt ze. En stimuleer ze om medestudenten op te zoeken (online).”
Idwer heeft een vraag uit de chat: Zijn groepsopdrachten nu niet juist heel effectief? Is het niet verstandig om meer groepswerk te doen?
Sanne: “Dat klopt, maar het is niet zo makkelijk om een opdracht zomaar in een groepsopdracht te veranderen, je bent ook gebonden aan het onderwijs- en examenreglement, maar je kan er wel voor zorgen dat studenten in teams werken, ook al leveren ze individueel iets in. Ik merk ook dat het sociale contact heel belangrijk is. Kunnen samenwerken heeft veel meerwaarde.” Renée sluit zich daarbij aan: “Normaal praten studenten in de pauze even over het college of ze stellen snel een vraag aan de docent, door dat contact kunnen ze zichzelf monitoren.”
Nog een vraag van Ilja: “Hoe is het nu voor de aankomende eerstejaars, want die kennen elkaar niet. In hoeverre is dat nodig voor samenwerking? Hebben jullie al ideeën over hoe je dat zou kunnen faciliteren?” Renée: “Niemand heeft hier ervaring mee, maar wat we weten uit volledig online onderwijs, is dat het helpt om groepjes kleiner te maken. Normaal gesproken is er een introductie op de opleiding waarbij studenten elkaar leren kennen. Probeer die kennismakingen nu online te faciliteren.” “Een idee hiervoor is bijvoorbeeld een online wachtkamer, waarin studenten elkaar informeel kunnen spreken voorafgaand aan een college,” brengt Ilja in.
Tot slot vraagt Ilja alle sprekers nog om een laatste tip. Sanne adviseert om zo klein mogelijk te beginnen. Maak gebruik van Trello of maak kanalen aan in Teams voor kleine groepjes. Anique’s tip is om te zorgen dat studenten samenwerken en feedback ophalen. “Maar wees mild voor ze en zorg dat ze de lat niet te hoog leggen.” Renée geeft als tip om studenten te vragen wat er goed voor ze werkt en ze zo te laten leren van (elkaars) positieve ervaringen.
Ben je benieuwd naar alle vragen uit de chat? De chatgeschiedenis kun je hier teruglezen. Wil je het webinar terugkijken? Dat kan hier.
Projectsecretaris Versnellingsplan Onderwijsinnovatie met… Meer over Yvonne Florissen
0 Praat mee