De oogst van 10 jaar regeling Open en Online Onderwijs: aanbevelingen voor het ‘mainstream’ maken van open leermaterialen!

Voormalig minister van OCW Jet Bussemaker had in 2015 een grootse ambitie: ‘in 2025 stellen alle docenten aan Nederlandse HO-instellingen hun onderwijsmateriaal open beschikbaar’. Om dit te ondersteunen verstrekte OCW via de regeling Open en Online Onderwijs (OOO) subsidie om te experimenteren met open en online onderwijs. Bussemakers ambitie is nog niet bereikt, maar de regeling leverde wel 103 inspirerende projecten op. Een mooie oogst! Hoe zorgen we ervoor dat iedereen hiervan de vruchten kan blijven plukken?

Op 23 januari 2025 kwamen zo’n honderd onderwijsprofessionals bijeen op het OOOgstfestival om de in de projecten opgedane kennis te delen. Het Kohnstamm Instituut evalueerde de regeling voor OCW via vragenlijsten en interviews. Onderzoeker Suncica Bruck presenteerde de conclusies en aanbevelingen, het rapport verschijnt binnenkort.

Resultaten, conclusies en aanbevelingen

Zo’n 65% van de OOO-projecten richtte zich op onlineonderwijs en zo’n 35% op open leermaterialen. De evaluatie toont aan dat de regeling bijdroeg aan het ontwikkelen, delen en hergebruiken van open leermaterialen, waarbij vakcommunity’s essentieel zijn. Een prijsvraag zou kunnen helpen de resultaten nog beter zichtbaar te maken.

Institutionele visie op open leermaterialen nodig

Een belangrijke les is volgens Bruck dat het bestuur en management van instellingen een duidelijke visie op open leermaterialen moet hebben om ‘open’ de standaard te maken. Het Kohnstamm Instituut adviseert OCW om onderwijsinstellingen te verplichten om open leermaterialen online te zetten. Een belangrijke bevinding is dat helaas veel projecten stoppen na afloop van de subsidie. Verduurzaming is hard nodig. Is er een langere of nieuwe subsidieregeling nodig? Of zijn andere maatregelen gewenst? Volgens het Kohnstamm Instituut moeten de open leermaterialen online beter vindbaar gemaakt worden. Hiervoor zijn een duidelijke institutionele visie en expertise nodig. Hieraan werkt de pilothub Digitale Leermaterialen van Npuls, onder meer via het platform Edusources

Mening van studenten

Alle met de OOO-regeling ontwikkelde materialen en tools zijn te vinden op openonlineonderwijs.surf.nl. Maar open leermaterialen zoals de (interactieve) video’s van het project LabPrep konden daar niet op geplaatst worden, aldus universitair docent Marjo de Graauw. Het projectteam maakte daarom zelf de website Labprep.video. De Graauw benadrukt dat naast goede vindbaarheid, het belangrijk is te laten zien of de materialen effectief zijn en wat studenten ervan vinden. “Als studenten positief zijn, gebruik je het sneller als docent.” 

Adoptie van open leermaterialen door docenten minimaal

Universitair docent Paul Gobée en e-learning ontwikkelaar Daniël Jansma van het LUMC ontvingen OOO-subsidie voor maar liefst drie projecten. Ze ontwikkelden onder andere de Anatomy Tool: “het enige open én correcte 3D-anatomiemodel ter wereld.” Hun droom dat open leermaterialen ‘mainstream’ worden, hebben ze hiermee een beetje kunnen realiseren. Tegelijkertijd zien ze tot hun spijt dat open leermaterialen tien jaar later “nog een eilandje in de hoofdstroom van commerciële open leermaterialen” zijn. Gobée: “De adoptie van open leermaterialen door docenten is nog minimaal.”

De positie van de docent tussen de voordelen en nadelen van open leermaterialen
De positie van de docent tussen de voordelen en nadelen van open leermaterialen

Voordelen en nadelen open leermaterialen

Gobée en Jansma legden uit waarom zij denken dat docenten nog maar weinig open leermaterialen gebruiken en wat volgens hen nodig is om dat te veranderen. De sleutel tot een cultuurverandering is naar hun mening de docent, want “de docent kiest!” Maar wat leveren open leermaterialen de docent op? Nu zijn voor docenten de nadelen van open leermaterialen nog groter dan de voordelen, zien ze.

Gobée: “Open leermaterialen zijn moeilijk vindbaar, zoeken kost tijd én als je ze vindt moet je nog controleren of de inhoud correct is… Ook open delen buiten de leeromgeving van de instelling kost docenten tijd en geeft juridische onzekerheid. Van het voordeel dat open leermaterialen de instelling kosten besparen, merkt de docent zelf niets. Tegelijkertijd zijn de materialen van commerciële uitgevers goed vindbaar en als er iets in het boek niet klopt ben je als docent gedekt. Bovendien betalen de bibliotheken de kosten van de licenties en van de easy access regeling. Het wordt docenten dus makkelijk gemaakt om voor commercieel te kiezen. Docenten krijgen immers geen tijd, erkenning of financiële beloning voor het gebruiken en delen van open leermaterialen.”

Wie heeft baat bij open leermaterialen? 

Vooral studenten hebben baat bij open leermaterialen, aldus Gobée en Jansma. “Open leermaterialen zijn gratis en volgens onderzoek van OCW heeft 20% van de studenten financiële moeilijkheden.” Uit datzelfde onderzoek blijkt dat het studiesucces groter is als leermaterialen open en betaalbaar zijn. Onderwijsinstellingen profiteren ook van open leermaterialen omdat ze besparen op de licentiekosten. Onderwijsinstellingen worden gefinancierd met publiek geld dus ook de maatschappij heeft baat bij open leermaterialen. “Maar het is de docent die aan de slag moet met die open leermaterialen.” Er moeten daarom stimuli komen voor docenten, vinden Gobée en Jansma.

Hoe stimuleer je docenten?

Gobée en Jansma vinden dat de overheid het maken en gebruiken van open leermaterialen moet stimuleren door eisen te stellen aan de onderwijsinstellingen en door overkoepelende organen op te zetten voor bevordering, curatie en ontsluiting van open leermaterialen. Gobée: "Edusources is een mooi voorbeeld. Instellingen moeten open leermaterialen opnemen in hun beleid. En docenten moeten gewaardeerd worden voor het maken en gebruiken van open leermaterialen. Het geld dat de instellingen via open leermaterialen besparen op licenties kan ingezet worden voor het maken ervan. Bibliotheken moeten de kosten van de Easy Access-regeling doorberekenen aan de faculteiten.”

“Alleen met structurele beleidsmaatregelen bij de overheid en instellingen blijft het niet bij een eenmalige mooie oogst”, sloot Gobée af. “Laten we er een vruchtbaar gewas van maken waarvan studenten, onderwijsinstellingen en de maatschappij van profiteren.”

Lessen en aanbevelingen om te verduurzamen 

Aan het eind van de dag deelde Leontien van Rossum, projectleider voor de OOO-regeling bij SURF wat zij leerde over het verduurzamen van de projecten uit haar gesprekken met negen projectleiders. Ze onderscheidt drie fasen: het gereed maken van de akker, het begieten van de akker en het oogsten. Per fase deelde ze de aanbevelingen.

Fase 1: voorbereiding

  • Experimenteer met bestaande applicaties, zoals XR, om inzicht te krijgen in de benodigde tijd en ondersteuning; en in de kosten.
  • Stel een klankboardgroep samen met managers met financieel mandaat en betrek ze vanaf de start. Bijvoorbeeld managers van de bibliotheek.
  • Denk aan schaalbaarheid en betrek vakgenoten uit binnen- en buitenland.

Fase 2: uitvoering

  • Ontwikkel een vakvocabulaire. Het spreken van dezelfde taal vergemakkelijkt samenwerking en uitwisseling.
  • Als je vakgenoten betrekt, kun je bij het opschalen kosten delen.
  • Zorg voor de zichtbaarheid van je project bijvoorbeeld tijdens opleidingsdagen of de Nationale XR-dag.
  • Betrek studenten: vraag naar hun wensen en feedback om het project waar nodig bij te sturen.

Fase 3: oogsten

Leontien van Rossum, projectleider voor de OOO-regeling bij SURF
Leontien van Rossum, projectleider voor de OOO-regeling bij SURF

Auteur

Reacties

Dit artikel heeft 0 reacties