“Onderwijsinstellingen moeten zorgen dat Edtech-leveranciers geen monopolie kunnen verwerven”

Ludo van Meeuwen, programmamanager Onderwijsinnovatie en Technologie bij de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), houdt van uitdaging. Als voorzitter van het Kernteam Digitaal toetsen en ontwikkelen zet hij zich in voor de kwaliteit van toetsen. Volgens Ludo zijn digitale tools daarbij onmisbaar en moeten onderwijsinstellingen zorgen voor minder afhankelijkheid van monopolistische Edtech-marktpartijen. Hij legt uit waarom.

Opleiding? PhD in Psychology and Educational Sciences aan de Open Universiteit (OU) en een Master in Human Technology Interaction aan de TU/e. 
Wie is je voorbeeld? ‘Wijlen Jeroen van Merriënboer, hoogleraar Leren en Instructie. Zijn Four-Components Instructional Design Model gebruik ik nog steeds bij onderwijskundige vraagstukken.’

Hoe werd je specialist in Digitaal Toetsen?

"Na mijn promotie werkte ik bij eerst bij de OU en later bij de TU/e aan het verbeteren van de kwaliteit van toetsen. Toen ik in 2014 bij de TU/e begon met het ontwikkelen van nieuw toetsbeleid, deden we eerst een evaluatie. Fraudepreventie en digitaal toetsen bleken sterk onderbelicht. Dus zijn we ons vooral daarop gaan richten. Ik sloot me toen aan bij de SURF Community Digitaal Toetsen, omdat onderwijsinstellingen veel van elkaar kunnen leren. Daarnaast werkte ik als manager Onderwijsontwikkeling aan: de kwaliteitszorg van het onderwijs, het implementeren van ICT in het onderwijs, en docentenondersteuning.”

”In de loop der jaren en zeker tijdens corona hebben we een flinke verbeterslag gemaakt met toetsen. Na corona was het daarom voor mij tijd voor iets nieuws. Sinds 2022 werk ik als programmamanager Onderwijsinnovatie & technologie (BOOST) aan het TU/e-onderwijsdigitaliseringsbeleid. Innovatie van toetsen is daar onderdeel van.”

Waaraan werk je als programmamanager?

"Voor het onderwijsinnovatieprogramma ‘BOOST’ dat de TU/e in 2019 startte, konden docenten innovatievoorstellen indienen. Er zijn 125 pilots gedraaid. BOOST loopt eind 2024 af. We starten nu een vervolgprogramma, want we willen niet dat de ontwikkelde functionaliteiten verdwijnen. We hebben 25 projecten geselecteerd met functionaliteiten die we of voor dat vak willen behouden of die we TU/e-breed of landelijk kunnen opschalen. Daar zitten ook assessment tools bij.”

Wat is nodig voor het opschalen van die tools?

“Nu zijn die ontwikkelde tools er alleen als ‘proof of concept’ of als ‘minimal viable product’. Ze zijn ontwikkeld door onze docenten of in onze opdracht door een bedrijf. Om deze tools “beheerbaar” te maken, moeten ze nog verder ontwikkeld worden. Je kunt het intellectuele eigendom dat de TU/e heeft op die tool outsourcen of open source maken. Sommige docenten doen dat uit zichzelf, andere hebben daar geen tijd of interesse voor. Wij kunnen docenten hierbij ondersteunen of het voor ze doen.”

“Docenten kunnen in het BOOST-vervolgprogramma ook weer innovatievoorstellen indienen. Zij komen veelal met vernieuwingen op course niveau. Daarom gaan we daarnaast werken aan visie gedreven vakoverstijgende onderwijsvernieuwingen, zoals ‘continuous assessment’ en de ‘professional competence development navigator’, een soort e-portfoliosysteem. Met deze tool moeten studenten hun ontwikkeling kunnen volgen én hun leerproces zelf kunnen sturen.”

Wat is een ‘professional competence development navigator’?

"De TU/e werkt sinds acht jaar met ‘Challenge-Based Learning (CBL)’. Daarbij werken studenten in een cross disciplinair team aan maatschappelijk vraagstukken ofwel aan ’open real life challenges’. De ‘solar race car’, waarmee de TU/e vaak heeft gewonnen, is de inspiratie geweest om te gaan werken met CBL. Naast domeinspecifieke vakkennis leren studenten bij CBL ook persoonlijke en professionele vaardigheden, zoals: ondernemerschap, interdisciplinair samenwerken en communiceren. We willen dat docenten én de studenten zelf hun ontwikkeling in deze competenties kunnen volgen. Studenten moeten hun competentieontwikkeling zelf kunnen sturen en kunnen navigeren naar de volgende stappen. Zelf je leren sturen, is heel motiverend.”

“De navigator wordt een soort e-portfolio. Het is belangrijk dat studenten om feedback kunnen vragen en docenten die in het e-portfolio kunnen geven.”In de TU/e Innovation Space, het expertisecentrum voor Challenge-Based Learning en een leerplek voor onderwijsinnovatie, hebben we al een pilot gedaan met een e-portfoliosysteem. Verder hebben we twee pilots gedaan bij twee faculteiten. We gaan nu TU/e-breed een pilot doen met een andere e-portfoliotool.”

Wat vinden docenten van deze manier van assessment en de navigator tool?

“De opleidingsdirecteuren hebben om deze tool gevraagd. De faculteit Industrial Design werkt al langer met ‘competence development’ en peer assessment en heeft behoefte aan een digitale tool ter ondersteuning van dat proces. Bij andere faculteiten staat ‘competence development’ nog in de kinderschoenen. Ze willen de leerlijn en de techniek tegelijk ontwikkelen. We inventariseren nu bij alle faculteiten de behoeften en verbinden faculteiten met elkaar, zodat ze van elkaar kunnen leren. We ontwerpen de tool samen met docenten ‘professionele vaardigheden’ in cross disciplinaire werkgroepen. De docenten zijn welwillend maar het kost veel tijd. Dus zorgen we voor goede ondersteuning.”

Hoe ziet toetsen eruit bij Challenge-Based Learning?

“In de Innovation Space doen we onderzoek naar CBL-onderwijsvraagstukken. Bijvoorbeeld: hoe zorg je ervoor dat studenten eigenaarschap nemen op het assessment? Hoe laat je ze zelf bedenken hoe ze kunnen laten zien dat ze een competentie beheersen? Het is een Open Challenge dus iedere student volgt een eigen leerproces. Maar uiteindelijk moeten ze wel aantonen dat ze voldoen aan de engineering maatstaven. Hoe je dat organiseert, zijn we nu ‘pilotwise’ met elkaar aan het leren. Zo’n e-portfoliotool kan daarbij helpen. We doen in de Innovation Space ook onderzoek naar het leereffect van CBL. We willen evidence based aan deze onderwijsontwikkeling werken.”

Wat is je grootste les van de afgelopen jaren?

“Onderwijsinstellingen moeten veel betere afspraken met Edtech-leveranciers maken, zodat we minder afhankelijk zijn en we de publieke waarden goed kunnen waarborgen. We moeten ervoor zorgen dat Edtech-leveranciers geen monopolie kunnen verwerven. Onderwijsinstellingen moeten meer samen optrekken en de goede vragen aan de markt stellen.”

Hoe komen we tot betere afspraken met Edtech-leveranciers?

“Onderwijsinstellingen moeten hun co-investeringen beter vastleggen. Anders plukken buitenlandse bedrijven de vruchten van de investeringen gedaan met Nederlands belastinggeld. Je kunt bijvoorbeeld een stichting oprichten waarin je vastlegt dat het intellectueel eigendom zowel van het bedrijf als van de onderwijsinstellingen (die aan het ontwikkelen van de tool hebben meegewerkt) is. En onderwijsinstellingen kunnen samen open source tools ontwikkelen en gezamenlijk laten beheren.”

”Toetsen behoort tot de core business van onderwijsinstellingen. De kwaliteit van toetsen moet hoog blijven en tools zijn daarvoor onmisbaar. Om de kwaliteit te borgen, moeten we zorgen voor minder afhankelijkheid van monopolistische Edtech-marktpartijen.”

Wat is je droom voor de komende jaren?

“Mijn droom is dat onderwijsinstellingen ook op Europees niveau gaan samenwerken aan betere afspraken met Edtech-leveranciers en aan het samen open source ontwikkelen van tools die de kernprocessen van het onderwijs mogelijk maken.”

Kennismaken met andere kernteamleden? Lees ook deze interviews:

Kernteamlid Silvester Draaijer, VU Amsterdam
Kernteamlid Carmen Rikkink, Prove2Move

Volg de Community Digitaal Toetsen op LinkedIn

Ludo van Meeuwen, voorzitter van het Kernteam Digitaal Toetsen
Ludo van Meeuwen, voorzitter van het Kernteam Digitaal toetsen

Auteur

Reacties

Dit artikel heeft 0 reacties