Charlotte Heystek
www.npuls.nl Meer over Charlotte Heystek
Michel Jansen van SURFnet presenteert het webinar. Idwer Doosje van ComeniusNetwerk doet de chat en vragen.
Marieke geeft ons een introductie over peer feedback. Peer feedback is het geven van feedback geven op medestudenten. Daarin hebben twee mensen een belangrijke rol, naast docent: de accessor (gever), de accessee (ontvanger). De manier waarop je peer feedback als docent inzet is bepalend voor hoe studenten het ervaren en wat het hen oplevert.
Het opstellen van criteria voor peer feedback is van belang. Zowel de accessor als de accessee leren van het geven van peer feedback, omdat ze de succescriteria beter moeten toepassen op hun eigen en andermans werk. Bovendien leren studenten op een andere manier kijken naar het materiaal dat ze opleveren. Hierbij hebben ze ook de medestudent voor ogen als publiek, in plaats van alleen de docent. Studenten leren hoe ze moeten beoordelen. Het vergt van ze om kritisch te kijken naar hun eigen en andermans werk.
Peer feedback zorgt er ook voor dat studenten veel actiever met de feedback aan de slag gaan. De docent is vaak een autoriteit en studenten nemen feedback van de docent vaak klakkeloos over. Bij feedback van medestudenten bekijken ze deze feedback veel kritischer, omdat ze kritischer zijn op de kennis van medestudenten.
Door inzet van Peer feedback krijgen de studenten meer, vaker en sneller feedback en dat kan een positief effect hebben op het leerproces van studenten. Studenten focussen daardoor namelijk beter op de belangrijkste onderdelen van een opdracht. Daarnaast levert peer feedback tijdswinst op voor de docenten.
Afwegingen die je moet maken bij het inzetten van peer feedback:
Anna geeft een voorbeeld van de inzet van 360-graden-peer feedback uit haar eigen onderwijs.
Wat is 360-graden-feedback?
Dit is feedback van meerdere stakeholders. Studenten krijgen niet alleen feedback van medestudenten én anderen. In vergelijking met gewone peer feedback heft 360-graden-peer feedback positieve effecten op:
We gebruiken een real-life casestudie met een bestaande organisatie die betrokken is bij het vak dat ik doceer. Hier heb ik het bedrijf betrokken voor het leveren van feedback vanuit de praktijk. De mensen die feedback geven zijn:
Waarom gebruiken we 360-graden-feedback?
Voorbeeld uit de praktijk
Toegepast bij een MBA met 28 studenten. Allereerst heb ik studenten betrokken bij het opstellen van de beoordelingscriteria. Daarbij hebben we besproken: Wat is feedback? Wat is 360-graden-feedback? Hoe ga je dat doen? Waarom is het belangrijk? Aan de hand daarvan hebben we criteria voor formatieve en summatieve feedback opgesteld en een rubric gemaakt met hoe zwaar de criteria wegen.
Hoe toegepast?
Op drie momenten hebben we feedback gegeven op het werk:
Na ieder feedbackmoment mochten studenten hun werk aanpassen.
We hebben nu de eerste evaluatie binnen van studenten op hoe zij de 360-graden-feedback hebben beleefd. Feedback geven en ontvangen wordt als even waardevol beoordeeld. Het meest waardevol wordt het zien van opdrachten van andere studenten ervaren. Feedback van docenten wordt als heel waardevol beschouwd. Zelf-assessment vinden studenten het minst waardevol.
Hoe zorg je dat studenten de feedback serieus nemen?
Anna: Criteria zijn belangrijk. Student moet weten dat de docent steeds meeleest. Ik heb alle feedback steeds bekeken. Ik heb een feedback King en Queen genomineerd onder de studenten, waarmee ik heb laten zien dat ik de kwaliteit van feedback beoordeel. In ons systeem kan je ook slechte feedback (persoonlijk, heel negatief, direct, niet op de inhoud van het werk) worden geoormerkt zodat de docent actie kan ondernemen.
Het tweede voorbeeld van dit webinar is van Cora Busstra. Zij vertelt over best Condition Grading (BCG), een principe dat ze bij de WUR heeft toegevoegd aan peer feedback.
Wat is BCG?
We passen BCG toe bij opdrachten waar studenten peer feedback geven. Dit stimuleert probleemoplossend vermogen, reflectie op anderen en eigen werk. In praktijk merkten wij dat de diepte en de kwaliteit van de peer feedback toch tegenviel. Toen hebben we BCG ingezet.
Daarbij vragen we studenten het werk van peer feedback te voorzien, en moeten de studenten hun eigen beste peer feedback doorsturen naar de docent voor de beoordeling van de feedback met een cijfer.
Hoe zit dat eruit?
De docent geeft instructies voor de opdracht. De student levert de opdracht in. Bij mijn vak was dat een video over een topic. Een of meerdere studenten geven feedback op de opdracht (de video). Daarna kiest de student (de accessor) uit de eigen gegeven feedback zijn of haar beste feedback, welke naar de docent gaat ter beoordeling. Het idee is dat de student zegt: hier is te zien dat ik kennis heb van de stof.
Je ziet dat studenten extra hun best doen op het maken van goede peer feedback op basis van de rubric. Daarnaast willen we studenten een veilige leeromgeving bieden. We willen studenten niet het idee geven dat alles wat ze doen, continu door docenten wordt beoordeeld. Daarom vragen we studenten hun beste eigen feedbackbijdrage in te leveren voor beoordeling. Dit is tot op bepaalde hoogte schaalbaar. Wij vragen niet te veel, dus werk voor docenten blijft te overzien.
Hoe passen we het toe?
We gebruiken Feedbackfruits om deze vorm van peer feedback te organiseren.
We hebben twee vakken en opdrachten vergeleken waarbij een groep studenten wel BCG gebruikt, en een groep niet. Bij de groep waar wel BCG moet worden ingeleverd, werd meer tijd besteed aan het geven van feedback, en de feedback is langer. Maar dit is niet per definitie goed.
We hebben gevraagd aan studenten wat ze zelf van BCG vinden. Ze geven aan dat het maken van een BCG heeft bijgedragen aan hun begrip van de inhoud van het vak.
Wat vonden docenten? Dit puur op anekdotes gebaseerd, want we zijn de gegevens nog goed aan het analyseren, maar we zijn met vier docenten en we zijn positief. De feedback lijkt beter dan vorig jaar en we hebben het gevoel dat studenten minder klagen dat ze peer feedback moeten geven. In perceptie van docent dus een verbetering.
Op de 4TU-website kun je vier cases van andere vakken vinden over hoe dit wordt gedaan. Dit experiment is een project uit de Stimuleringsregeling 2018.
De kern van peer feedback is voor mij dat studenten zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen leren en leerproces en de intrinsieke motivatie wordt bereikt. Als je cijfers geeft aan peer feedback, bereik je dan niet vooral weer de extrinsieke motivatie?
Cora: Daar hebben we ook mee geworsteld. Ik hoop dat het niet meer nodig is om te stimuleren als we BCG hebben toegepast, omdat studenten hebben ervaren dat het echt bijdraagt. Studenten vroegen zelf of hun feedback niet kon worden beoordeeld, omdat ze vonden dat ze daar echt hun beste kennis en kunnen lieten zien. Maar ik ben het met je eens dat het niet de enige goede oplossing is.
Kim: Hebben jullie ook de kwaliteit van de andere feedback bekeken waar ze geen cijfer voor krijgen?
Cora: Alle feedback lijkt over het geheel iets beter bij de groep van BCG, maar we moeten het nog systematisch beoordelen.
Marloes vertelt over de theorie achter peerfeedpeer feedback en de keuzes en mogelijkheden. Je moet keuzes maken op onderwijskundig, praktisch en technisch vlak.
Eerste set keuzes: Overwegingen van de tijdlijn van het inzetten van peer feedback
Tweede set keuzes: Opzet van de opdracht
Derde set: Hoe beoordeel je de feedback?
Voorbereiding van peer feedback
Samen met studenten tot criteria komen, hoe gaat dat als de student andere criteria voor zich ziet dan docent? Hoe ga je daar mee om?
Anna: Daarover heb ik twee punten:
Meerwaarde van peer feedback: Hebben jullie een indruk of betere peer feedback ook leidt tot betere eindproducten?
Anna: Studenten hebben in mijn geval van drie bronnen feedback gekregen op de introductie van hun werk, criteria voor het probleem dat ze onderzoeken, de onderzoeksvraag, en de bronnen/contributies. Ik zie nu al dat ze die stappen duidelijk hebben gevolgd. Je kunt op de kwaliteit van die onderdelen kritiek hebben, maar ze weten nu waar een introductie uit moet bestaan.
Zijn er handreikingen voor studenten die buiten de centrale cyclus vallen (door afwezigheid of niet een volledig product kunnen inleveren). Hoe ga je daar mee om?
Cora: Voor mijn gevoel blijft dat maatwerk. Ik stel wel in dat late submissions kunnen, maar ik zeg het niet. Dat bekent dat een student wegens ziekte nog wel mee kan in het peer feedbackproces. Kan het niet, dan krijgen ze ook geen peerreviewer. Dat zijn dus technische trucjes, maar verder is het maatwerk. Hoeveel loopt de student achter? Waar kun je de student aanhaken? In Brightspace kun je voor individuele studenten aangeven of ze laat mogen inleveren. Dus een kwestie van techniek en persoonlijke situaties op elkaar afstemmen.
Wordt een feedbackpartner random aangewezen of kun je daar zelf keuzen in maken?
Marloes: Dat hangt af van de tool die je gebruikt. Je kunt natuurlijk soms meer leren van een student die heel goed is. Juist omdat je het werk van een ander hebt gezien kun je veel leren. Soms is koppelen van studenten wel handig, omdat ze inhoudelijk een relatie hebben.
Marieke: Sommige studenten leveren slecht werkt omdat ze er nog niet aan toe zijn, anderen omdat ze zitten te prutsen. Dat is een verschil. En je kunt dat dus ook in de feedback zien. Daar ligt het dus ook aan: wat wil je van de feedbackronde?
Een student die matig werk levert kan heel goede feedback geven en een student die heel goed werkt levert, kan ook leren van naar het matiger werk van een ander te kijken. Ik merk dat studenten daarin juist hele andere dingen opvallend vinden dan wij als docenten. Het kan dus altijd van meerwaarde zijn, zolang ze serieus eraan werken.
Je kunt de webinar hier terugkijken.
www.npuls.nl Meer over Charlotte Heystek
0 Praat mee