Lotte Kips
| Onderwijskundig schrijver @ SURF | community coach @ HvA | Eigen… Meer over Lotte Kips
Concreet aan de slag met een blended learning ontwerpmethodiek. Dieper ingaan op de wetenschap achter blended learning, om zo meer evidence informed te werken. Uitwisselen en sparren met andere docenten en onderwijsadviseurs uit het hele land. Dat was de insteek van ‘Blended Learning: het ontwerp & de wetenschap’ die de SIG (Special Interest Group) Blended Learning op 7 juni organiseerde bij BUAS in Breda. Een terugblik op deze geslaagde dag en de belangrijkste take-outs voor wie er niet bij was.
De reeks ‘10 Modellen voor blended onderwijsontwerp, spaar ze allemaal!’ biedt uitkomst voor wie meer wil weten over de tien meest gebruikte ontwerpmethodieken voor blended learning, inclusief voor- en nadelen en eventuele verschillen en overeenkomsten. Op 7 juni waren acht blended learning ontwerpmethodieken hiervan ‘aanwezig’ voor een korte workshop. In twee rondes kon iedereen lekker zelf doen: ervaren hoe het model werkt, wat je ermee kunt in je eigen praktijk en horen hoe anderen het model hebben gebruikt. Hieronder vind je een greep uit de ervaringen tijdens een aantal workshops.
Het ABC Learning Design van Laurillard is een hands-on workshop voor blended learning ontwikkeling met een hoog snelkookpangehalte. Dit model kent een vast raamwerk van zes leertypenonderwijs: Acquisition, Collaboration, Discussion, Investigation, Practice en Production. Met ABC bepaal je snel de grote lijnen van een cursus, en dat hebben de deelnemers gemerkt: “Het is een heel concreet model, je gaat meteen nadenken vanuit de leertypen. Dat vind ik er erg leuk aan.” Iemand anders vertelde: “Met dit model komt het gesprek direct op gang. Je gaat met anderen praten over de inhoud van je onderwijs en de keuzes die je maakt. Dat vind ik prettig werken.” Voor Workshopleider Egbert Neels was de sessie dan ook geslaagd. Een deelnemer merkte nog op: “Ik heb hier ervaren dat je het ABC-model ook prima kunt combineren met andere ontwerpmodellen, zoals het golfjesmodel).”
Dit model is misschien wel het meest bottom-up, benadrukte Sonja Wagenaar nog maar eens tijdens de introductieronde. Velen kennen het als ‘het golfjesmodel’. De Blended Learning Wave is ontstaan in de onderwijspraktijk, vanuit de behoefte om onderwijs activerender te maken en de mogelijkheden van ICT verder te exploreren. Een goed doordachte blended wave van online en face-to-face activiteiten is dan ook de gewenste output van deze ontwerpmethodiek. Zoals iemand tijdens de workshop zei: “Dit model is eenvoudig maar zó concreet. Daardoor zie je hoe groot de mogelijkheden eigenlijk zijn. Als je maar goed nadenkt over welke onderwijsactiviteiten je wanneer doet en waarom.” Een andere deelnemer merkte op: “Ik kwam erachter dat ik erg vastzat in het stramien van: een hoorcollege en een werkcollege per vak. Terwijl er zoveel meer kan, het leren is veel meer fluïde.”
Van concreet naar theoretischer: het 4C/ID model. Zoals Iwan Wopereis (Open Universiteit) uitlegde gaat 4C/ID meer over ontwerp van het grotere geheel (het curriculum) en complex learning. Een deelnemer aan de workshop vatte het treffend samen: “Je maakt hiermee echt een blauwdruk van je onderwijs; het model is niet gericht op daadwerkelijk ontwikkelen van onderwijs. De analyse die je maakt vind ik heel nuttig. Zelf zou ik daarna wellicht een ander blended ontwerpmodel gebruiken om concreet onderwijs te ontwerpen.” Complex leren is de integratie van kennis, vaardigheden en attitudes. Waar andere modellen de leerdoelen als uitgangspunt nemen, pakt 4C/ID de beroepstaak als startpunt. Een andere deelnemer zei hierover: “Het model is gericht op complexe leertaken en leertaken die zijn gebaseerd op beroepstaken. Dat maakt het erg geschikt voor bepaalde beroepsopleidingen, zoals arts, luchtverkeersleider of architect.”
Het Playbook model van Marja Bakker en Johan de Bruin (2B Learning) is een canvas, gebaseerd op een model van Jos Fransen. Het onderscheidt telkens drie leeromgevingen: online, de beroepspraktijk en op school. Zo wordt je vanaf het begin gedwongen om na te denken over waar en hoe het leren plaatsvindt. De kunst is wel om die omgevingen met elkaar te verbinden, zodat het betekenis krijgt. De deelnemers gingen aan de slag om een cursus met het Playbook model te ontwerpen. Een van hen concludeerde: “Ik vind het een prettig ontwerpmodel omdat een aantal dimensies al vastliggen: de drie leeromgevingen, de vijf soorten leeractiviteiten en de drie vormen van leren. Het voorwerk is al gedaan, waardoor je je aandacht volledig kunt richten op het concrete ontwerp.” Iemand anders, tot slot: “Wat ik fijn vind aan dit model is dat je het op cursusniveau kunt gebruiken, maar ook bij curriculumontwerp. En je kunt het inzetten als je aan de slag gaat met flexibilisering van een opleiding.”
De Design Cycle for Education is een reeks van acht stappen die samen de ontwerpcyclus vormen. Judith van Hooijdonk en Marcel Schmitz van Hogeschool Zuyd (mede-ontwikkelaars van de DC4E) verzorgden de workshop. Met de DC4E begint elk ontwerp met een ambitie, die je uitwerkt tot idee, vervolgens tot creatie en daarna tot product. Geen half werk dus, zo merkte een van de deelnemers: “Ik heb hier geleerd dat DC4E ook geschikt is voor gebruik op lesniveau, omdat het je goed laat nadenken over de details.” Voor wie graag ontwerpt volgens de DC4E en ook Learning Analytics wil meenemen in het blended onderwijsontwerp, is er de serious game FoLA². Dit fysieke spel met een prachtig bord en kaarten (ontwikkeld door Marcel) volgt de acht stappen van de DC4E. “FoLA2 dwingt je om na te denken over welke datapunten je wil verzamelen in het onderwijs. Een must voor wie meer wil ‘meten en weten’ van zijn blended onderwijsontwerp”, zo merkte een deelnemer op.
Ruim een jaar geleden bedacht de SIG Blended Learning een plan om wetenschappelijke artikelen bij een breder publiek onder de aandacht te brengen. Vrijwel overal wordt een vorm van blended onderwijs ontworpen, ontwikkeld en gegeven. Onderzoek naar blended learning is er dan ook steeds meer, maar onderzoeksresultaten en aanbevelingen worden niet altijd meegenomen in het ontwerp en de praktische uitvoering van blended onderwijs. Om meer mensen te stimuleren om evidence informed te werken, is er de toegankelijke serie ‘De wetenschap achter blended learning’. Elke maand selecteert iemand uit de SIG een wetenschappelijk artikel waarvan hij/zij/x denkt dat het de moeite waard is om te lezen.
Voor het middagprogramma van 7 juni selecteerde de SIG Blended Learning zes artikelen. In kleine groepjes gingen deelnemers aan de hand van vragen dieper in op een artikel. Hieronder lees je de belangrijkste conclusies uit elke sessie.
Het artikel bij deze sessie vind je hier.
De deelnemers die dit artikel bespraken, concludeerden kort en bondig: docentprofessionalisering op het gebied van blended onderwijs wordt eigenlijk heel weinig geëvalueerd. En dat zou wel moeten. Hoe je dat zou kunnen evalueren, daarover kwamen direct ideeën vanuit de zaal. De evaluatie vooral niet te groot maken was het credo, maar wel bewustzijn creëren rondom de vraag of de professionalisering effectief is.
Het artikel bij deze sessie vind je hier.
Het groepje dat hiermee aan de slag ging, herkende in hun eigen onderwijspraktijk dat face-to-face onderwijsactiviteiten bepalend zijn voor het succes van blended learning. De vraag was dan ook hoe een rijkere face-to-face activiteit eruit ziet, zodat je studenten een rijkere leerervaring kunt bieden. Er werd gebrainstormd over de praktijk in de klas halen (of vice versa), sociale interactie en zelfs motivatietheorieën. Kortom, zo concludeerde dit groepje, voor rijkere face-to-face leeractiviteiten is het goed om te focussen op authentieke leertaken, uitgevoerd in leertypes.
Het artikel bij deze sessie vind je hier.
Alle deelnemers aan deze sessie herkenden de conclusies uit het artikel in hun eigen praktijk. Een vaak gehoorde opmerking van docenten is bijvoorbeeld: “Ja maar de studenten willen liever dat ik gewoon op de klassieke manier lesgeef. En ik vind dat eigenlijk ook wel makkelijk.” Alleen komt uit dit artikel heel duidelijk naar voren dat die manier niet de meest efficiënte manier van leren is. Hoe graag studenten dat zelf ook willen. Het groepje onderzocht daarom ook manieren die bijdragen aan de motivatie om actief te leren, zoals samenwerkend leren.
Het artikel bij deze sessie vind je hier.
Iedereen uit dit groepje was het erover eens dat peerfeedback heel waardevol is. Maar studenten vinden feedback op elkaars werk geven wel spannend, zeker in het begin. De randvoorwaarden voor peerfeedback zijn dus belangrijk in de onderwijspraktijk, maar zouden ook onderwerp van verder onderzoek kunnen zijn. En veel docenten worstelen met de vraag: moet ik voor peerfeedback een tool (bijvoorbeeld Feedbackfruits) inzetten, of niet? Over de effectiviteit van zo’n tool zou vervolgonderzoek naar peerfeedback ook kunnen gaan.
Het artikel bij deze sessie vind je hier.
Flexibilisering en persoonlijke leerpaden zijn een hot item. Dit artikel beschrijft de resultaten van een integratief literatuuronderzoek naar modellen die personalisering van het leertraject van studenten ondersteunen binnen blended leeromgevingen. Deelnemers aan deze sessie waren het erover eens dat technologie bijdraagt aan flexibilisering, en dat blended learning kan bijdragen aan differentiatie en gepersonaliseerd leren. In het artikel worden drie ‘modellen’ gevonden die, individueel of in combinatie met elkaar, personalisering van de studie kunnen ondersteunen in een blended leeromgeving: digitale badges (micro-credentials), adaptieve leertechnologie en competentiegericht leren.
Het artikel bij deze sessie vind je hier.
De resultaten en ook de beperkingen die de onderzoekers in dit artikel presenteren, herkenden degenen die hierover in gesprek gingen. Namelijk dat goed onderwijs ontwerpen tijd kost en dat niet alle docenten en studenten voldoende ICT-geletterd zijn voor effectief blended onderwijs. Bovendien zijn niet alle docenten zich daarvan bewust. De deelnemers zouden het TPACK-model zelf niet snel inzetten als ontwerpmodel voor blended learning, maar eerder als randvoorwaarde en om richting te geven aan de implementatie van blended learning. Daarnaast was men het erover eens dat de in dit artikel beschreven onderzoeksmethode te wensen over laat. Dat maakt het lastig om goed onderbouwde conclusies te trekken.
Op de hoogte blijven? Volg hier de community van de SIG Blended Learning.
| Onderwijskundig schrijver @ SURF | community coach @ HvA | Eigen… Meer over Lotte Kips
0 Praat mee